Heikele schrijfmomenten
Informatie van opdrachtgevers omzetten in een samenhangende, prettig leesbare tekst, dat vind ik mooi werk. Ooit wilde ik de journalistiek in: bij dit werk voel ik me echt een beetje een journalist. Al bij het inlezen en de voorbespreking loop ik helemaal warm voor de opdracht. IJverig maak ik aantekeningen. Ik zie precies waar het heen moet en wat ik moet vertellen, en ik kan haast niet wachten om aan de slag te gaan.
Aan mijn bureau met mijn aantekeningen merk ik meteen dat ik lang niet genoeg heb. Ik wil achtergronden, visie, cijfers, namen, historie, concurrentie: ik googel en lees, combineer, maak mindmaps en indelingen. Ook van dit uitzoekwerk geniet ik. Het lijkt op puzzelstukjes rapen en op bergjes leggen: dit is lucht, dit boom en dit water.
Maar als ik genoeg denk te hebben, komt het eerste heikele moment. Opdrachtgevers benaderen mij, omdat ze het zelf moeilijk vinden om lijn aan te brengen. Want die informatie hebben ze natuurlijk zelf ook. Voor die lijn moet ik keuzes maken. Moet ik in de tekst opdrachtgever of product verkopen? Moet ik laten zien hoe het bedrijf zich ontwikkeld heeft en welke kant het opgaat? Moet ik de lezer nudgen zodat hij 'vanzelf' gaat denken dat wat hij leest precies aansluit bij hoe hij het wil/wat hij nodig heeft/wat actueel en belangrijk is? En doe ik dat dan door wij/u-schrijven? Jij en ik? Neutraal of informeel? Met voorbeelden en/of metaforen? Streng informatief gestructureerd met kopjes en kernzinnen, of verhalend? Enzovoort.
Nu denk je misschien: dat vraag je toch gewoon aan de opdrachtgever. Neem van mij aan: die heeft op die vraag geen antwoord. Of een heel kort: 'Doe maar'. Na een paar dagen wegen en schuiven in mijn hoofd doe ik dan maar. Ik begin gewoon. Dat voelt altijd te vroeg. Maar zodra er wat staat, voel ik me weer in mijn element. Lekker steeds een puzzelstukje aanleggen. Lucht, boom en water op elkaar aansluiten alsof er geen andere mogelijkheden zijn. Als de puzzel compleet is en er zijn geen stukjes over, leg ik hem weg.
Om hem de dag erna weer op te pakken. Puzzelen hoef ik niet meer. Wel: bijvijlen, inkorten, omdraaien. Tot ik min of meer tevreden ben en de tekst opstuur naar de opdrachtgever.
Dan komt het tweede heikele moment. Zodra de tekst de deur uit is, word ik onzeker over mijn keuzes. Het liefst zou ik iedere alinea toelichten: dat heb ik hier neergezet, omdat … Dat vertel ik, omdat … Je zei dat je … erin wilde dus dat heb ik … Maar daar heeft een opdrachtgever helemaal geen zin in, want hij heeft het niet voor niets uitbesteed. Dus ik moet lijdelijk de reactie afwachten. Dat lijkt altijd lang te duren. (Gelukkig heb ik meer werk.) Dan het verlossende woord: de opdrachtgever is er blij mee. Pas dan ben ik trots. En klaar voor de volgende puzzel.